1
Zoete banden die mij binden aan des Heeren lieve volk. Wis, zij zijn mijn hartevrinden hunne taal mijn hartetolk. 't Zijn de kind'ren van mijn Vader en van 't zelfde huisgezin. Wij bestaan elkander nader dan de band van aardse min.
2
Onuitsprekelijke banden een van geest en een van zin. Al kwam 't volk uit verre landen, 't Harte smolt toch samen in. Zij vertelden weg en zaken hoe hun Jezus is ontmoet; Ondertussen ziet men blaken hunne ziel in liefdegloed.
3
Dit 's mijn hoop en mijn vertrouwen dat ik met Messias' bruid Eeuwig zonder druk en rouwe leven zal, eeuw in, eeuw uit. Als dat volk uit alle talen, vrijgekochten van Gods Zoon, Eeuwig zullen zegepralen met het Lam op Zijnen troon.