1
Wie maar de goede God laat zorgen en op Hem hoopt in 't bangst gevaar, is bij Hem veilig en geborgen, die redt Hij godd'lijk, wonderbaar: wie op de hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd.
2
Blijf dan eerbiedig God verbeiden, en zwijg' de Heer' ootmoedig stil; Hij zal ons naar Zijn raad geleiden, 't is goed en heilig, wat Hij wil. God die ons uitverkoren heeft, kent alle zorg die in ons leeft.
3
Treed vrolijk voort op 's Heren wegen, neemt Zijn gebod getrouw in acht. 't Wordt eindelijk alles u ten zegen, wanneer gij daarop biddend wacht. En wie gelovig op Hem ziet, weet zeker, Hij verlaat ons niet.