Gezangboek.nl
Ps 24 Al d' aard' en alles wat zij geeft
Verzen:
J. Worp, D. Sanderman
J. Worp, D. Sanderman
1. Een psalm van David. De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen. 2. Want Hij heeft ze gegrond op de zeeën, en heeft ze gevestigd op de rivieren. 3. Wie zal klimmen op den berg des HEEREN, en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid? 4. Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert; 5. Die zal den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils. 6. Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken, dat is Jakob! Sela. 7. Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga! 8. Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd. 9. Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga! 10. Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela.
1
Al d' aard' en alles wat zij geeft, met al wat zich beweegt en leeft, zijn 't wettig eigendom des Heeren. Hij heeft z', in haren ochtendstond, op ongemeten zeen gegrond, doorsneden met rivier en meren.
2
Wie klimt den berg des Heeren op? Wie zal dien Godgewijden top, voor 't oog van Sions God, betreden? De man, die, rein van hart en hand, zich niet aan ijdelheid verpandt, en geen bedrog pleegt in zijn eden.
3
Die zal, door 's Heeren gunst geleid, en zegen en gerechtigheid van God, den God zijns heils ontvangen. Dit 's Jakob, dit is 't vroom geslacht, dat naar God vraagt, Zijn wet betracht en zoekt Zijn aanschijn met verlangen.
4
Verhoogt, o poorten, nu den boog! Rijst, eeuwge deuren, rijst omhoog! Opdat de Koning in moog' rijden. Wie is die Vorst, zo groot in eer? 't Is God, d' almachtig, Opperheer. 't Is God, geweldig in het strijden.
5
Verhoogt, o poorten, nu den boog! Rijst, eeuwge deuren, rijst omhoog! Opdat g' uw Koning moogt ontvangen. Wie is die Vorst, zo groot in kracht? 't Is 't Hoofd van 's hemels legermacht; Hem eren wij met lofgezangen.