Gezangboek.nl
Ps 111 Looft, Hallelujah, looft den Heer'
Verzen:
J. Worp, D. Sanderman
J. Worp, D. Sanderman
1. Hallelujah! Aleph. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; Beth. In den raad en vergadering der oprechten. 2. Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben. 3. He. Zijn doen is majesteit en heerlijkheid; Vau. en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid. 4. Zain. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; Cheth. de HEERE is genadig en barmhartig. 5. Teth. Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; Jod. Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond. 6. Caph. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; Lamed. hun gevende de erve der heidenen. 7. Mem. De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; Nun. al Zijn bevelen zijn getrouw. 8. Samech. Zij zijn ondersteund voor altoos en in eeuwigheid; Ain. zijnde gedaan in waarheid en oprechtigheid. 9. Pe. Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; Tsade. Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; Koph. Zijn Naam is heilig en vreselijk. 10. Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen, die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid.
1
Looft, Hallelujah, looft den Heer'; Mijn ganse hart verheft Zijn eer. Ik zal Zijn Naam en grootheid prijzen; 'k Zal, met d' oprechten onderling, vereend, in hun vergadering en raad, Hem plechtig eer bewijzen.
2
Des Heeren werken zijn zeer groot; wie ooit daarin zijn lust genoot, doorzoekt die ijvrig en bestendig; zijn doen is enkel majesteit, aanbiddelijke heerlijkheid, en Zijn gerechtigheid onendig.
3
Hij maakte, Hij, die heerlijk is, Zijn wondren een gedachtenis; Hij is barmhartig en genadig; Hij gaf hun, die Hem vrezen, spijs; en Zijnen groten Naam ten prijs, gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig.
4
Hij heeft de kracht Zijns werks getoond aan 't volk, waarbij Hij gunstrijk woont. Hij gaf, ten hunnen nutt' en voordeel, hun d' erve van het heidendom. Des Heeren werken zijn alom en altoos waarheid, recht en oordeel.
5
't Is trouw, al wat Hij ooit beval; het staat op recht en waarheid pal, als op onwrikbre steunpilaren. Hij is het, die verlossing zond aan al Zijn volk; Hij zal 't verbond met hen in eeuwigheid bewaren.
6
Zijn Naam is heilig en geducht; de vijand beeft op Zijn gerucht! Maar 's Heeren vrees zal altoos wezen 't begin der wijsheid: wien Gods hand die doet betrachten, heeft verstand. Zijn Naam blijft eeuwiglijk geprezen.