T. Haweis (1734-1820)
|
1
O hoogt' en diepte, looft nu God, aanbidt Zijn heiligheid! Zijn woord werd nimmer nog gepeild, Zijn weg is majesteit.
| 2
O wond're liefd', o wijsheid Gods, toen zond' ons 't licht benam, hebt Gij 't verlossend pad gebaand: een tweede Adam kwam.
| 3
O wijze liefd', al hadden ook eens vlees en bloed gefaald in Adam, in deez' nieuwe strijd wordt thans triomf behaald.
| 4
Niet enkel Gods barmhartigheid verheerlijkt vlees en bloed: Zijn eigen tegenwoordigheid, Zijn wezen, mild en goed.
| 5
En in 't verborg'ne van de hof, op 't kruis in stervensnood, hebt Gij aan ons de weg geleerd door lijden en door dood.
| 6
O hoogt' en diepte, looft nu God, aanbidt Zijn heiligheid! Zijn woord werd nimmer nog gepeild, Zijn weg is veiligheid. |
|