1
Lam Gods, dat zo onschuldig, zo moedig en geduldig, aan 't schand'lijk kruishout lijdt, verdienen niet mijn zonden die striemen en die wonden? Ja 'k weet, dat Gij onschuldig zijt!
2
Niet Gij, nee ik moest sterven en 's Vaders liefde derven in eindeloze pijn! Toen sloeg G' op mij Uw ogen in godd'lijk mededogen, en wilde mijn Verlosser zijn.
3
Gun, dat 'k U dankbaar nader, o Midd'laar bij de Vader. Wat is Uw liefde groot! Gij wilde mij hergeven het eeuwig, hemels leven, en stierf daartoe die wrede dood.
4
O Godslam, nooit volprezen, leer mij de zonde vrezen, waarvoor Gij stierf aan 't kruis! Deel mij Uw grote vrede, deel mij Uw hemel mede en leid mij in het Vaderhuis.