1
Komt nu met zang van zoete tonen en u met snarenspel verblijdt! Zingt op en wilt alom betonen, dat gij van harte vrolijk zijt. Juicht God ter eer, Zijn lof vermeer', Die zulk een groten werk gedaan heeft voor Zijn Kerk!
2
In Israƫl was dat een wijze, valt met hen ook de Heer' te voet: dat elk nu toch God roem' en prijze, die ons zoveel weldaden doet. Roept overal met groot geschal: "Lof, prijs en dank alleen zij God en anders geen!"
3
De Heer' heeft eertijds Zijne volke geholpen uit veel angst en pijn. Hij geeft ja wel een duist're wolke, maar weer daarna schoon zonneschijn. Lof zij die Heer', die ons ook weer geeft, na veel smart en druk, veel zegen en geluk.