1
Het dorre land zal juichen en bloeien als een roos, ja, jubelend getuigen: Gods heil is grenzeloos! Sterkt dan de slappe handen en maakt de knieƫn vast, want God verbreekt uw banden en Hij verlicht uw last!
2
Uw ogen en uw oren, uw mond zal opengaan, de doven zullen horen, de blinden zien voortaan, de lamme zal gaan springen, springen zoals een hert - wie stom is die zal zingen dat hij genezen werd!
3
Dan zal er water komen, ontspringen: een fontein! Een beek zal overstromen, een tuin wordt de woestijn! God zal een weg gaan banen, een weg die heilig is en ieder zal beamen dat die weg veilig is!
4
Daar zal geen leeuw meer wezen, geen wild, verscheurend dier; geen kwaad is hier te vrezen, men wandelt vrij en fier! Zo zal het volk des HEEREN zingend het hoogste lied, met vreugde wederkeren, want weg vlucht elk verdriet!