1
Heft op uw hoofden, poorten wijd! Wie is het, die hier binnenrijdt? Begroet Hem, Heer' der heerlijkheid en Heiland vol barmhartigheid! Hij geeft de wereld 't leven weer. Juicht blijde, zingt uw God ter eer, looft Hem, die sterk van daad de deuren binnengaat!
2
Zijn wezen is gerechtigheid, Zijn sieraad is zachtmoedigheid, Zijn koningskroon is heiligheid, Zijn scepter is barmhartigheid. Al onze nood brengt Hij ten end. Looft daarom Hem, die God ons zendt, nu Christus, groot van daad, de poorten binnengaat.
3
Gezegend was het land, de stad, waar deze Koning binnentrad. Gezegend 't hart, dat openstaat en deze Koning binnenlaat. De Zonne der gerechtigheid verblindde niet door majesteit; maar wat in 't duister sliep, ontwaakte, toen Hij riep.
4
Heft op uw hoofden, poorten wijd! Elk hart zij Hem ter woon bereid! De palmen van uw eerbied spreidt de weg langs, die uw Koning rijdt. Hij komt tot u met troost en vree en brengt u heil en liefde mee. Geprezen zij de Heer', Hij geeft u 't leven weer!