1
Heer' Jezus, Uw genade, is mij genoeg. Tot winst maakt Gij de schade, die ik verdroeg; in zwakte zal ik roemen: 'Het is volbracht!', en zo mijn onmacht noemen, verborgen kracht.
2
Heer' Jezus Uw genade is mij genoeg. Toen ik U vastberaden tot driemaal vroeg: Kan ik niet beter zonder die doorn, o Heer'? toen sprak Gij onomwonden: Vraag dat niet meer.
3
Hoe zwak, toch ben ik machtig en sterk in U: hoe kwetsbaar, soms neerslachtig, toch weet ik nu, waartoe die doorn mij schaadde, die vuist mij sloeg - Heer Jezus, Uw genade, is mij genoeg.