1
Grote God, zie ons verlegen ogen hunk'rend naar het licht over nevelige wegen dakloos, zwervers zonder zicht, roepend al te grote woorden, lam geslagen, ziende blind, zoekers die zichzelf verloren hoe wij zoeken, niemand vindt.
2
Christus, hoor ons diep verlangen, vrij van heimwee, thuis te zijn. Waar wij blij verbaasd ontvangen levend water, brood en wijn, om te delen, door te geven parels uit een oude schat, niet nog langer zo te leven als wij nu doen: moe en mat.