1
Door de wereld gaat een woord en het drijft de mensen voort: "Breek uw tent op, ga op reis, naar het land, dat Ik u wijs." Heere God, wij zijn vervreemden, door te luist' ren naar Uw stem. Breng ons saam met Uw ontheemden, naar het nieuw Jeruzalem.
2
Door de wereld gaat een stoet die de ban brak van het bloed. Die bij wat op aarde leeft nu geen burgerrecht meer heeft. Heere God, wij zijn vervreemden, door te luist' ren naar Uw stem. Breng ons saam met Uw ontheemden, naar het nieuw Jeruzalem.
3
Menigeen ging zelf op pad, daar hij thuis geen vrede had. Eeuwig heimwee spoort hem aan, laat ook hem het woord verstaan. Heere God, wij zijn vervreemden, door te luist' ren naar Uw stem. Breng ons saam met Uw ontheemden, naar het nieuw Jeruzalem.
4
Door de wereld klinkt een lied, tegen angsten en verdriet, tegen onrecht, tegen dwang, richten pelgrims hun gezang. Heere God, wij zijn vervreemden, door te luist' ren naar Uw stem. Breng ons saam met Uw ontheemden, naar het nieuw Jeruzalem.
5
Velen, die de moed begaf blijven staan, of dwalen af. Hunk'rend naar hun oude land. Reisgenoten, grijp hun hand. Heere God, wij zijn vervreemden, door te luist' ren naar Uw stem. Breng ons saam met Uw ontheemden, naar het nieuw Jeruzalem.
6
Door de wereld gaat een woord en het drijft de mensen voort: "Breek uw tent op, ga op reis, naar het land, dat Ik u wijs." Heere God, wij zijn vervreemden, door te luist' ren naar Uw stem. Breng ons saam met Uw ontheemden, naar het nieuw Jeruzalem.