S.M.W. Bezemer
|
1
De priester Zacharias reist naar Jeruzalem. Hij mag het offer brengen, dat is een eer voor hem.
| 2
De priester Zacharias, hij ziet een engel staan. Het woord dat hij een zoon krijgt, hoort hij verwonderd aan.
| 3
De priester Zacharias gelooft de engel niet. Voor straf kan hij niet spreken. Dat geeft hem veel verdriet.
| 4
De priester Zacharias is weer naar huis gegaan. Er wordt een zoon geboren; Johannes is zijn naam.
| 5
De priester Zacharias hij spreekt en zingt nu weer: God geeft wat Hij beloofd heeft. Geloofd zij Isrels HEER. |
|