1
De dag van onze Vorst brak aan. zie, Gods gezalfde Koning gaat tot Zijn hemelwoning. Hoe zal Hij in Zijn schoonheid staan omstraald van morgenlicht voor 's Vaders aangezicht.
2
Hij heeft, van dood en graf ontdaan, het leven weergenomen. Nu is Zijn uur gekomen; Gods paradijs zal opengaan en heel de hemel wijd weerkaatst Zijn heerlijkheid.
3
De Vader stelt Hem in de troon als Christus en als Heere, bekleed met macht en ere. De heerschappij is aan de Zoon, wiens goddelijk geweld de laatste vijand velt.
4
Wie kan zijn hoog en heilig recht ter wereld ooit verbreken? Wie zal Hem tegenspreken, die voor Zijn Kerk en pleit beslecht en haar na strijd en kruis voert in het vaderhuis.
5
O, Heer', die onze Koning zijt, laat niets Uw rijk verhind'ren, en open voor Uw kindren de poorten van Uw woning wijd. Laat, met Uw feestkleed aan ons tot Uw bruiloft gaan.