1
De dag der kroning is gekomen, de dag van eer en heerlijkheid! de Heer' heeft weder ingenomen Zijn zetel na volbrachte strijd. Aard' en hemel zingen van de grote dingen, die Hij wrocht op aard. Voor der jong'ren ogen steeg Hij naar den hogen, eer, aanbidding waard.
2
Ontsluit u voor de Vorst der ere, gij, poorten der gerechtigheid! Ontvangt der legerscharen Heere in Zijne Midd'laarsmajesteit! Jezus daalde neder, maar nu keert Hij weder in Zijn heerlijkheid, waar Hij voor de Zijnen tot Hij zal verschijnen bidt, en plaats bereidt.
3
De Heere sprak tot mijne Heere: "Zit aan Mijn rechterhand met Mij." Dat alle hoogheid zich vernere voor 't machtwoord dezer heerschappij. Die de mensen hoonden en met doornen kroonden, leeft, gekroond met eer. Die de wereld smaadde en met vloek belaadde, heerst als aller Heer'.
4
Gij zaagt uw Heer' ten hemel varen, de Heil'ge Geest daald' op u neer, G' ontvingt die gave, blijde scharen, thans geen verlaten wezen meer. d' Engelen daarboven, met de heil'gen, loven Christus, thans gekroond, en de Kerk beneden ziet zijn plaats bekleden, daar Zijn Geest hier woont.
5
Komt laat ons hopen, bidden, waken en ons versterken in ons Hoofd! Ook heden wil Hij vreugde maken voor al wie deze Geest gelooft. Gij stort uit den hoge stromen op het droge, laving aan wie dorst. Gij werd opgenomen, maar zult weder komen, 's werelds Vredesvorst!