1
Als ik het wond're kruis aanschouw, waar Christus stierf, die 't al volbracht, dan voel ik, hoe 'k mijn trots berouw en 't rijkst gewin slechts schade acht.
2
Verbied mij dan elk pralend woord voor al wat niet Uw kruis is, Heer', en laat mij, wat m' op aard bekoort, ten offer leggen voor U neer!
3
Te klein is 't offer, dat ik bood, al waar' al 't goed der aard' mijn deel. Uw wond're liefde, goddelijk groot, eist alles, ja mijzelf geheel.
4
Lof Hem, die door Zijn kruis en dood gena voor zondaars heeft bereid! Lof Hem en Zijne liefde groot, alom en tot in eeuwigheid!