1
Als ik Hem maar kenne, Hem de mijne weet, als mijn hart zich Hem gewenne, nimmermeer Zijn trouw vergeet, vrees ik niet voor lijden, voel slechts deemoed, liefde en verblijden.
2
Alles laat ik varen, waar Hij mij behoort. Als een pelgrim door gevaren trek ik met mijn Heiland voort. Nu gaan al mijn wensen boven 't licht en bont gewoel der mensen.
3
Waar ik Hem mag leven, is mijn vaderland. Elke gave, mij gegeven, valt als erfdeel in mijn hand. Broeders, lang verloren, vind ik in Zijn jongeren herboren.